Voordat ik begon te lezen wou ik toch eerst opzoeken wat een boule de Berlin is. Blijkbaar dus een gebakje (zie foto).
Ik liet mijn eigen, convenabele kleren hangen aan de
kapstok en verliet als een treurige carnavalsfiguur (pleonasme!) het
pashok.
Deze woorden moest ik toch even opzoeken.
Convenabelegeschikt, passend
PleonasmeHet gebruiken van meer woorden dan nodig om iets uit te leggen, bijvoorbeeld 'houten boom'.
Hierin kon ik echter niet volgen. Bedoelt Verhulst dat hij alle carnavalsfiguren treurig vindt?
Wat kon het de burger schelen dat die winkel met
babyartikelen voor adolescenten werd beroofd van een paar
afzichtelijke meters stof. Geen groot verlies, toch?
Een geweldig stukje kritiek op de jeugd. Na een kleine witruimte vertelt het verhaal weer vanuit het heden, in het tehuis. Rare overgang die misschien wat beter kon. Hoe dan ook, er stond iets in van een nagemaakte bushalte. Deze staat ook op de cover van het boek, nummer 17. Ik heb nog geen flauw benul hoe de volgorde bepaald is en wat die nummers moeten voorstellen. Misschien kom ik dat later wel te weten.
Na even verder te lezen, zag ik dat Désiré de bushalte beschreef die in de tuin van het tehuis staat, waar hij eerst nog moet proberen in te geraken. Als Verhulst het verhaal wilt vertellen uit de gedachten van Désiré, is dat wel redelijk gelukt omdat je in gedachten veel verspringt van plaats/tijd/gebeurtenissen. In dat opzicht is het wel goed, maar als je het moet lezen als in een boek is het wat minder.
Verder ging het weer over hoe hij zijn dementie fakete en allerlei dingen deed om zo goed mogelijk als een demente over te komen. Dat stuk vond ik best leuk om te lezen, allerlei zaken die hij deed. Het past in het verhaal (bij sommige pagina's vroeg ik mij af waarom dit per se in het boek moest komen, omdat het niet echt iets te maken heeft met het verhaal) en natuurlijk omdat er wat gelachen mee kan worden. Niet noodzakelijk een bulderende lach, maar een kleine glimlach binnenin kan ook wonderen doen en aanzetten om verder te lezen.
En dus stond ik in het zwartst van de nacht op, zo fris
als een vis, smeerde me een burcht boterhammen bij elkaar, nam een
lekker bad, bij voorkeur jodelend, mij royaal inzepend met
zonnecrèmes en zelfbruinende bodymilk, om dan nog wat televisie te
kijken.